De purperreiger (Ardea purpurea) had ik tot voor kort nog nooit in levenden lijve gezien. Via de sociale tamtam kreeg ik de tip dat een jongdier de Eijsder Beemden (Nederlands Limburg) als tijdelijke verblijfplaats had gekozen. Het jonge dier bleef urenlang op zijn takje zitten en verroerde zich amper. En toen strekte het nieuwsgierig zijn nek en vloog weg.
Sinds enkele dagen eten 2 rupsen van de koninginnenpage hun buikje rond aan het venkelkruid. Deze schermbloemige plant biedt de rupsen de perfecte dekking tegen vogels. De jonge rups, die op poep lijkt, verandert in verschillende stapjes, stadia genoemd, naar een grote rups. Dit gaat telkens gepaard met een vervelling, de oude huid scheurt en de nieuwe zacht huid komt tevoorschijn. Hierdoor groeit de rups en de nieuw huid wordt hard. Ze krijgt ook telkens fellere kleuren en waarschuwt hierdoor de vijanden, o.a. vogels, voor giftigheid. De rups is meestal bleek- tot grasgroen, bestaat uit verschillende segmenten met zwarte dwarsbanden die onderbroken zijn door vijf oranje vlekjes. Ook de segmentgrenzen zijn zwart gekleurd maar smaller. De rups beschikt over een felgekleurde, gevorkte klier die een stinkende secretie verspreidt. Voelt de rups zich bedreigd, dan wordt uit een plooi van de kop de klier uitgestulpt. Als de rups volgroeid is verpopt ze zich meestal onderaan de tak van haar voedselplant tot ze zich uiteindelijk als nieuwe generatie koninginnenpage ontpopt.
Het beschermd natuurgebied in Plombières wordt beheerd door de organisatie Ardenne & Gaume a.s.b.l. Het gebied is geliefd bij natuurfotografen door zijn unieke flora en fauna op de zinkhoudende (en vervuilende) bodem. De kleine parelmoervlinder populatie neemt de laatste jaren af omdat het zinkviooltje, de voedselplant voor zijn larven, door de klimaatverandering vermindert. Ook de zilveren maan, is zeldener geworden op de site. De blauwtjes daarentegen waren tijdens mijn laatste bezoek goed vertegenwoordigd.
Klik op de foto’s voor een grotere afbeelding
Op één vierkante meter zaten een vijftal heideblauwtjes. Keuze genoeg dus. De linkse foto is het mannelijke heideblauwtje, rechts het vrouwtje.
Een lieveheersbeestje zat ook in de buurt en contrasteerde mooi met de heideblauwtjes
Langs de andere kant van het pad waren het vooral de klaverblauwtjes die de aandacht trokken.
In het voorjaar gaan watervogels nogal makkelijk op de vuist met indringers. Territorium afbaken, heet dit. De paartjes zijn al gevormd en pottenkijkers of opdringerige individuen zijn niet gewenst. Een boks partijtje onder meerkoeten, elkaar kopje onderduwen, een grote bek opzetten… soms lijkt het wel een echte veldslag. De verliezer verkiest met kwieke vleugelslagen het ruime sop.
Waterhoentjes zijn donker van kleur met een rode snavel en een rode bles op het voorhoofd. De punt van de snavel is geel van kleur. Op de flanken hebben ze witte strepen. Mannetjes en vrouwtjes zien er ongeveer hetzelfde uit, met een klein verschil in lengte en gewicht. De lichaamslengte bedraagt 32 tot 35 cm en het gewicht 175 tot 500 gram.
De grote Canadese Gans behoort tot de familie van de eendachtigen. In België wordt de Canadese gans al sinds de 19de eeuw als parkvogel gehouden. Ze wordt in Vlaanderen als een exoot aanzien.
De wilde kievitsbloem (Fritillaria meleagris) heeft paars geblokte bloembladen. Soms zijn de bloembladen egaal en crème-wit. De plant heeft een tere stengel met smalle bladen, die maanden na de bloei afsterven. De planten doen er acht jaren over om in bloei te komen. De zaden zijn relatief groot en verspreiden zich drijvend op het water. De plant is voor de verspreiding van de zaden afhankelijk van overstromingen en een hoge waterstand in de winter. In België is de plant uitgestorven maar is in 2021 opnieuw langs de Leie ontdekt.
Deze foto toont niet de wilde variant, wel een geteelde plant die enkele jaren verdwenen was en dit jaar opnieuw tot bloei kwam.
In het voorjaar is het altijd opnieuw een plezier om langs kleine beekjes en in bossen te wandelen. De natuur ontwaakt in alle kleuren en geuren. Door een tip van een lieve vriendin kon ik op enkele honderd meters van mijn deur genieten van een tapijt van bosanemonen.
Covid-19 had een streep getrokken door onze reisplannen voor Kreta in mei 2020. In oktober 2021 was het aantal besmettingen zo laag, dat we 3 weken naar het grootste Griekse eiland op vakantie trokken. Het was heerlijk genieten van de rust en de natuur.
Dag na dag kregen we bij zonsondergang een prachtig schouwspel te zien.
Sinds enkele dagen schildert de natuur alle tinten grijs. Een beetje kleur kan dus geen kwaad.
Toen ik in augustus de zonsopgang op de Brunsummerheide fotografeerde (zie bericht Zonsopgang op de heide van 13 september), ging ik op zoek naar zonnedauw. Verder naar beneden en voorbij het witte zand ligt de bron van de Roode Beek. Het is een moerassig stukje natuur en wie goed kijkt vindt hier zonnedauw.
Zonnedauw is een geslacht van vleesetende planten in de Zonnedauwfamilie (Droseraceae) en telt rond de tweehonderd soorten. De botanische naam Drosera is afgeleid van het Oudgrieks δρόσος (drosos) = dauw. De zonnedauw lokt, vangt en verteert insecten door een glinsterende, kleverige substantie aan diens tentakeltjes. De prooi dient om de plant te voorzien van voedingsstoffen die vrijwel afwezig zijn in de bodem waar de planten leven. De meeste zonnedauwsoorten leven in moerasachtige gebieden, maar er zijn uitzonderingen in uiterst droge gebieden. (bron Wikipedia)